Eindelijk was daar de kaderbrief van staatssecretaris Sander Dekker van OCW over richtingvrije planning. Hij maakt daarin duidelijke statements over een modernisering van artikel 23 van de Grondwet.

Het is duidelijk dat wat Dekker betreft de verzuiling nu echt voorbij is. Het funderend onderwijs is nog de enige sector waar de verzuiling nog hardnekkig standhoudt in de wettelijke verschillen tussen openbare en bijzondere scholen. De uitwerking van de verzuiling in de onderwijswetten werkt schoolbesturen in de praktijk tegen. Het is mooi dat de staatssecretaris dit nu zwart op wit erkent en met oplossingen komt.

VOS/ABB heeft richtingvrije planning altijd gezien als een langzame opmaat naar het toekomstconcept School!, dat boven de denominaties uitstijgt. Dit zien we terug in de kaderbrief. In de afbakening kiest hij zelfs voor het loslaten van het begrip ‘richtingvrije planning’. Dekker kiest voor de vorm waarin gesproken wordt over een school als enkelvoudig begrip zonder verwarrende voorzetsels die een richting zouden moeten duiden, maar doorgaans geen functie meer kennen. Bij de bestrijding van de krimp zitten die voorzetsels in de weg. De staatssecretaris komt daarmee dichter bij School!.

Dekker neemt niet het duale bestel als uitgangspunt. Hij gaat juist in op de punten waarop het onderwijsveld tegemoet kan worden gekomen in het scheppen van ruimte, zonder uit te gaan van het verschil tussen openbaar en bijzonder onderwijs. Als voorbeeld noemt hij nog wel exemplarisch de casus in het Noord-Limburgse dorp Maasbree, waar ouders al twee decennia strijden voor een openbare school. De scenario’s die de staatssecretaris noemt, geven duidelijke invulling aan de ruimte om een school op te richten. Hij wil die vrijheid niet meer beperken tot de geloofszuilen.

De staatssecretaris geeft drie scenario’s die kunnen worden omschreven als richtingvrij licht tot zwaar, waarbij zijn uiteindelijke keuze valt op het zware scenario. Dit betreft een scenario waarin de bestaande systematiek bijna volledig wordt losgelaten. Iedereen kan op elk moment op elke plaats een nieuwe school beginnen. Slechts verlaagde opheffingsnormen blijven bestaan. Dit vernieuwende stelsel wordt mede gedragen via een vereenvoudigde bekostiging zonder tal van verschillende elementen, maar voornamelijk één bedrag met leerling met een vaste voet per vestiging.

Dit scenario gaat heel ver en zal tot opschudding leiden. Daarbij komt het volledig tegemoet aan alle punten waar het onderwijsveld mee worstelt, zoals de stichtingsproblematiek, ruimte voor innovatieve impulsen en ook regelluwheid. Het is wel een startdocument op basis waarvan de kwaliteit en groei moeten worden aangetoond en gewaarborgd.

Voor het voortgezet onderwijs zal er weinig veranderen, maar er zal wellicht wel duidelijker de ruimte zijn om scholen sterker neer te zetten. In plaats van één school te stichten op vijf bijzondere richtingen en de belangstellingspercentages bij elkaar op te tellen, zoals wel vaker wordt gesticht, zal er een gedegen startdocument dienen te worden verworven en zal er gelijk een duidelijk kwalitatief alternatief tegenover het bestaande aanbod moeten worden neergezet.

Stichten zal dan niet het laveren zijn tussen de mazen in de wet, maar het aantonen van een kwalitatief alternatief aanbod. Wanneer we de kwaliteit zien van de bij VOS/ABB aangesloten scholen voor voortgezet onderwijs, zien wij op dit punt alleen maar kansen. Kansen voor het bestaande aanbod en kansen voor nieuwe toetreders die een school wensen neer te zetten waarin het openbare gedachtegoed kan worden uitgedragen, zonder specifiek openbaar te zijn.

Ik vraag mij wel af hoe in dit licht het openbaar onderwijs wordt gezien. Zorgt de invoering hiervan slechts voor een vrije invulling van de scholen in het bijzonder onderwijs? Dat lijkt te worden gesuggereerd. Daarmee wordt één kant van het duale bestel zodanig opgeschud dat ons concept School! in beeld komt. Echter, door de instandhouding van het duale bestel, blijft er een rare kronkel bestaan: wat doen we met het openbaar onderwijs?

Met name voor gemeenten zal dit een belangrijk punt zijn, vanuit hun grondwettelijke taak om te voorzien in een genoegzaam aantal openbare scholen. Juist in de aanpak van krimp is het onderscheid tussen openbaar en bijzonder onderwijs een vervelende beer op de weg. De op zich lovenswaardige veranderingen die de staatssecretaris heeft aangekondigd ten spijt, vrees ik bij het in stand houden van het duale onderscheid dat het openbaar onderwijs met al zijn prachtige scholen het onderspit zal delven. Een visie van de staatssecretaris daarop mis ik.

Ook mis ik een visie op de toepassing van de toegankelijkheid tot de bijzondere school. Worden al die nieuwe scholen algemeen toegankelijk? Of wordt met dit nieuwe stelsel een wildgroei aan kleine aparte scholen gecreëerd met een geheel specifieke kijk op het leven? Schooltjes waar slechts ‘ons soort mensen’ wordt toegelaten? Dat lijkt mij onwenselijk.

VOS/ABB en het openbaar onderwijs staan voor een open pluriforme samenleving waarin iedereen van en met elkaar kan leren. Juist ook in de school! Dat is voor ons de belangrijkste waarborg waarvoor we graag een nadere visie of uitwerking zien van de staatssecretaris. Dat moet een uitwerking zijn die uitgaat van goed onderwijs aan álle kinderen!

Ronald Bloemers, beleidsadviseur VOS/ABB

Deel dit bericht: