VOS/ABB heeft onderzoek gedaan naar de honorering van toezichthouders in het primair en voortgezet onderwijs. Daarvoor is gebruikgemaakt van openbare gegevens van DUO. Daarnaast is via een enquête respons opgehaald onder bestuurders en toezichthouders over de huidige gang van zaken en systematiek.

Uit het onderzoek komen op hoofdlijnen de volgende punten naar voren:

Houvast en duidelijkheid: zowel bestuurders als toezichthouders hebben behoefte aan houvast en duidelijkheid. Elementen binnen het huidige systeem kunnen mogelijk voor frictie zorgen. Onder andere het bepalen van de eigen honorering en het ontbreken van duidelijke zeggenschap en controle tijdens de totstandkoming van de honorering spelen een rol. De richtlijn van de VTOI-NVTK (de vereniging die intern toezichthouders uit de sectoren onderwijs en kinderopvang vertegenwoordigt) biedt enige houvast. Uit de enquête en toelichtingen wordt echter duidelijk dat toezichthouders en bestuurders de percentages die de adviesregeling hanteert op basis van de WNT-classificatie (Wet Normering Topinkomens) veel te hoog vinden. Zo houden ze in sommige gevallen de helft of minder van de voorgestelde percentages aan. Uit de data wordt ook duidelijk dat er gemiddeld ruim onder de WNT-maxima wordt gehonoreerd. De huidige richtlijnen bieden nog onvoldoende duidelijkheid en houvast.

Juistheid complexiteitsfactoren: bestuurders en toezichthouders benoemen de complexiteit van de situatie en de benodigde tijdsinvestering voor de functie als de belangrijkste factoren bij de bepaling van de honorering. In de praktijk is de complexiteit vooral gebaseerd op lokale uitdagingen, maar ook op zaken als de aanwezigheid van kinderopvang en het aantal betrokken samenwerkingsverbanden of gemeenten. Daarnaast kunnen maatschappelijke ontwikkelingen of landelijke crises van invloed zijn. Ook de omvang van de organisatie wordt door een groot deel van de respondenten genoemd. Uit het onderzoek komt naar voren dat de complexiteitsfactoren die in de praktijk meewegen bij de bepaling van de honorering, niet worden gevat in de WNT-norm. Het aantal leerlingen en de totale baten zeggen wel iets over de omvang van de organisatie en ook het aantal onderwijstypen kan bijdragen aan de complexiteit, maar daarmee wordt niet het brede scala aan onderwerpen gevat die er in de praktijk toe doen. Uit de data wordt duidelijk dat elke factor zijn eigen gewicht heeft en dat met name de omvang van de organisatie bepalend is voor het niveau van de honorering.

Verschillend perspectief: het blijkt dat bestuurders en toezichthouders net anders naar de invulling van de functie van de toezichthouder kijken. Dit uit zich vooral in de ingeschatte benodigde tijdsinvestering en bijbehorende honorering. Uit de enquête komt naar voren dat toezichthouders de benodigde tijdsinvestering gemiddeld wat hoger inschatten dan bestuurders dat doen. Dit lijkt samen te hangen met onder andere de professionalisering en de rol van de toezichthouder die belangrijker is geworden. Tijdsinvestering is echter in de praktijk bepalend voor de hoogte van de honorering. Aanvullend laten de data zien dat er vanaf 2012 tot 2020 een groei is geweest in de gemiddelde honorering. De bevindingen van de enquête tonen dat bestuurders duidelijk een lagere honorering passend vinden dan toezichthouders zelf. Dit verschil in perspectief kan leiden tot wrijving tussen bestuur en raad van toezicht.

VOS/ABB wil op basis van input van leden een advies opstellen. Daartoe zijn er drie bijeenkomsten: op 30 mei in Woerden, op 1 juni in Assen en op 19 juni in Breda. Na de zomervakantie volgt nog een digitale bijeenkomst om input op te halen. De datum waarop die bijeenkomsten wordt gehouden, volgt nog. In het najaar volgt het advies.

Download het onderzoeksrapport

Deel dit bericht: