In aanloop naar de verkiezingen onderzoekt VOS/ABB voor haar leden de onderwijsplannen van politieke partijen. Wat zeggen de verschillende verkiezingsprogramma’s over de plannen voor het onderwijs? Waar liggen overeenkomsten en verschillen? En, helaas ook: welke partijen hebben geen concrete plannen voor het onderwijs? In de serie ‘Onderwijs op de kieslijst’ informeren we je tot aan de verkiezingen wekelijks over onze bevindingen aan de hand van de thema’s die relevant zijn voor het openbaar onderwijs. In deze editie deel 2 van een tweeluik over: de verschillende visies op de functie van het onderwijs en de professionele autonomie van de leraar hierbij.
In het eerste deel van dit tweeluik onderzochten we de vraag: hoe kijken partijen naar de functie van het onderwijs? Voor partijen gaat dit over wat op scholen geleerd wordt en waarom. En dat kun je niet los zien van hoe (en door wie) dit wordt aangeleerd. Daarom stellen we in deel 2 de vraag: hoe kijken partijen naar de rol van de leraar in het geven van dit onderwijs en wat vindt VOS/ABB van dit vraagstuk?
De autonomie van de leraar als professional
Waar de partijen verschillen laten zien in hun visie op de functie van het onderwijs, is er redelijk veel overeenstemming over de rol van de leraar. In het eerste artikel van deze serie (over sturing in het funderend onderwijs) werd al duidelijk dat partijen het grotendeels eens zijn over de benodigde vermindering in overhead en management: het geld moet weer naar het ‘primaire proces’. 14 van de 15 gelezen verkiezingsprogramma’s spreken daarnaast van de noodzaak tot (vergroting/terugbrengen van) ‘professionele autonomie’ en zeggenschap van de leraar.
De meeste van deze verkiezingsprogramma’s willen ook het ‘vertrouwen’ in de leraar herstellen en willen dat de leraar ‘minder administratietijd’ heeft, zodat er meer tijd is om les te geven. Autonomie en vertrouwen in de leraar wordt dan tegenover regeldruk en overheidsbemoeienis gezet. Alleen de PVV laat dit thema ongemoeid. Wel benoemt de PVV, net als JA21 en de BBB, iets wat lijkt op het tegenovergestelde van vertrouwen geven: stoppen met ‘ideologische’ lesinhoud.
De concrete plannen van partijen voor leraren gaan voornamelijk over het lerarentekort.(1) GL/PvdA heeft hier de langste lijst met plannen voor, de ‘Onderwijsagenda 2035’. Het CDA zegt dat het onderwijsveld zelf met plannen moet komen en dat zij die zullen uitvoeren. De VVD heeft meerdere concrete plannen maar een aantal van die plannen vragen ook weer administratie en controle (bijvoorbeeld een verplichting tot professionele ontwikkeling van leraren). De BBB heeft de meest concrete plannen om administratiedruk te verminderen (namelijk het stoppen met ‘actieprogramma’s, beleidsstukken en kwaliteitscontroles’) en de SP gaat voor de meest radicale beweging naar autonomie en zeggenschap door ‘de leraar regie te geven over hun onderwijs’.
Wat vindt VOS/ABB?
Pedagogisch perspectief
VOS/ABB vindt (gezamenlijk met de andere profielorganisaties in het funderend onderwijs) dat onderwijsbeleid in samenhang moet worden opgesteld, met lange-termijnambities. De basis voor dit beleid is met de juiste balans tussen de drie functies van het onderwijs: kwalificatie, socialisatie en de belangrijkste: persoonsvorming. Deze laatste wordt vaker vergeten. Toch zijn die drie functies in samenhang waar het om gaat in onderwijs. Hierom pleit VOS/ABB met de andere profielorganisaties voor een pedagogisch perspectief op onderwijsbeleid. Een te eenzijdige benadering, bijvoorbeeld via ad hoc-beleid enkel gericht op verhoging van de kwaliteit, zal niet beklijven. Onderwijs draait om de menswording van de leerling: de leerling als individu en de leerling als onderdeel van de samenleving. En hierin ligt júist een opdracht voor het openbaar onderwijs. De openbare school heeft ook de wettelijke opdracht om actief pluriform te zijn en bij te dragen aan de ontwikkeling van leerlingen op gebied van diversiteit in levensbeschouwelijke waarden.(2)
Ruimte voor de hele keten van onderwijsprofessionals
Essentieel bij bovenstaande opdracht is ruimte voor de leraar als professional die de opdracht moet uitvoeren. Omdat onderwijs breder is dan kwalificatie, doet het ertoe wie er voor de klas staat. De leraar moet zich bewust zijn van (eigen) opvattingen, blinde vlekken en maatschappelijke invloeden. Het is aan de schoolleiders en schoolbestuurders om de leraar hiertoe in staat te stellen. VOS/ABB onderschrijft het belang van kwalificatie en daarnaast socialisatie maar benadrukt dat dit alleen zal slagen wanneer er een pedagogisch perspectief op onderwijs wordt gehanteerd, zodat je die drieslag daadwerkelijk kunt maken.
VOS/ABB pleit al langere tijd voor minder regels en meer vertrouwen in de hele keten van onderwijsprofessionals (schoolbestuurder, schoolleider, leraar en ondersteunend personeel) en een integrale benadering. In de praktijk zien we dit vooralsnog niet terug. Ook overhead wordt bijvoorbeeld gezien als enkelvoudig administratief vraagstuk. Echter, als je meer zeggenschap in de klas legt, ligt daar ook meer verantwoording (en dus ook meer papierwerk). De verdergaande professionalisering van scholen en schoolbesturen die vanuit wet- en regelgeving gevraagd wordt, creëert ook grotere bestuurskantoren (met mogelijk meer overhead), om juist die schoolleiders en leraren te ontzorgen en te laten doen waar ze de meeste energie uit halen: het primaire proces.
Zie ook onze inbreng van afgelopen zomer voor de verkiezingsprogramma’s.
Lees ook de andere artikelen uit de serie ‘Onderwijs op de kieslijst’:
– Onderwijs op de kieslijst: sturing en bekostiging in het funderend onderwijs
– Onderwijs op de kieslijst: vrijheid van onderwijs, acceptatieplicht en religie op school
– Onderwijs op de kieslijst: vorming in het onderwijs en de autonomie van de leraar – deel 1
– Onderwijs op de kieslijst: kansengelijkheid in het onderwijs
[1] De concrete plannen onder elkaar: https://www.nationaleonderwijsgids.nl/docenten/verkiezingen-2025-wat-gaat-er-gebeuren-met-de-docenten/
[2] Zie de omschrijving Karakter openbaar onderwijs in art. 46 WPO en art. 2.3 WVO: “Het openbaar onderwijs draagt bij aan de ontwikkeling van de leerlingen met aandacht voor de godsdienstige, levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden zoals die leven in de Nederlandse samenleving en met onderkenning van de betekenis van de verscheidenheid van die waarden.” en www.openbaaronderwijs.nu