De nieuwe Kamercommissie OCW had er zin in tijdens het eerste inhoudelijke debat in deze nieuwe samenstelling. Het plenaire debat van woensdag 26 november behandelde de wettelijke grondslagen van de vernieuwde kerndoelen; op het eerste gezicht niet zo spannend, maar in de praktijk wel interessant.
Met de vernieuwing van de kerndoelen zijn bijvoorbeeld ook kerndoelen voor burgerschap toegevoegd en op de inhoud daarvan zijn de meningen per partij (fundamenteel) verschillend. VOS/ABB heeft de Kamer eerder geïnformeerd dat de kerndoelen burgerschap geen oplossing zijn voor de bestaande problemen met de burgerschapsopdracht. In het debat gaf de staatssecretaris ook op dit probleem antwoord.
Inperking vrijheid van onderwijs
De vastlegging van de kerndoelen burgerschap levert, zoals de regering ook erkent, inperking op van de vrijheid van onderwijs. Immers, het geven van onderwijs is vrij, behoudens aanhoudende zorg van de regering voor de kwaliteit van dit onderwijs. Burgerschapseisen vallen voor de regering onder het voldoen aan de deugdelijkheidseisen: een toegestane inperking van de vrijheid van onderwijs. Dat de inperking is toegestaan, betekent niet dat deze ook zonder spanning is.
D66 benadrukte het belang van duidelijkheid over de verhouding tussen burgerschap, artikel 23 GW en de Inspectie van het Onderwijs. Voor de VVD en GL/PvdA is het duidelijk dat er geen spanning zou mogen zijn tussen de burgerschapsopdracht en artikel 23. Zij hebben een motie ingediend om de regering te vragen om altijd voorrang te geven aan artikel 1 GW boven de levensbeschouwelijke richting bij de invulling van de burgerschapsopdracht. Moorman van GL/PvdA zei in het debat hierover: “…maar artikel 23, de vrijheid van onderwijs, betekent niet de vrijheid van slecht onderwijs. Nou hebben we ook in 2021 een wet over burgerschap aangenomen, die juist zegt dat dit een heel belangrijk onderdeel van het onderwijs is en dat je dus slecht onderwijs geeft wanneer je je daar niet aan houdt.”. Deze stellinginname werd niet door alle partijen van harte ontvangen.
Reactie van staatssecretaris Becking
In zijn antwoord op de vragen hierover benadrukte staatssecretaris Becking de gelijkheid van alle Grondrechten in Nederland. Hij verduidelijkte ook de (juridische) begripsverwarring over burgerschap: “Het klopt dat de kerndoelen burgerschap een eigen wettelijke grondslag hebben met een eigen functie en bereik, maar de wettelijke
burgerschapsopdracht en de kerndoelen zijn inhoudelijk wel sterk met elkaar verbonden. De kerndoelen vormen een uitwerking van het onderwijsinhoudelijke deel van de wettelijke burgerschapsopdracht.”
Op vragen over tegenstrijdige berichten die leerlingen krijgen via de burgerschapseisen en via de vrijheid van onderwijs, zei Becking: “Het staat scholen vrij een eigen overtuiging uit te dragen zolang ze die wettelijke taak maar in acht nemen. Het is uiteindelijk niet aan mij maar aan de Inspectie om te beoordelen wanneer dit het geval is en wanneer ingrijpen noodzakelijk is.”
Staatssecretaris Becking heeft naar aanleiding van de vragen van de VVD en GL/PvdA toegezegd om voor de zomer van 2026 met een brief te komen met een ‘fundamentele beschouwing van de grondrechten’. De nieuwe kerndoelen worden naar verwachting per 1 augustus 2026 in de wet vastgelegd en treden vanaf dan gefaseerd inwerking.
Hulp bij kerndoelen burgerschap
Vragen over hoe je als openbare school goed om kunt gaan met de nieuwe kerndoelen burgerschap? Leden kunnen altijd contact opnemen met onze adviseurs via identiteit@vosabb.nl .