De afschaffing van de Onderwijskansenregeling VO roept veel vragen op bij Kamerleden, bleek tijdens een bespreking op 22 mei. Kansengelijkheid komt hiermee verder onder druk te staan.

Leden van de Commissie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bevroegen toenmalig minister Bruins, inmiddels demissionair, op 22 mei over de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het schrappen van de Onderwijskansenregeling is een van de opvallende punten. Commissieleden wilden onder andere weten of vmbo-leerlingen het hardst getroffen zouden worden door de bezuiniging.

Vmbo-scholen

In zijn antwoord bevestigde de minister dat de meeste leerlingen die profijt hebben van de regeling op vmbo-scholen zitten. Hij gaf aan dat 90% van de vestigingen met uitsluitend vmbo-onderwijs middelen ontvangt via de Onderwijskansenregeling. Maar vmbo-scholen hoeven geen compensatie te verwachten voor het wegvallen van de regeling.

Effectieve interventies

De minister erkende dat de Onderwijskansregeling succesvol is. Scholen zetten de structurele financiering via de regeling vaak in voor extra ondersteuning, toegevoegde onderwijstijd of kleinere klassen. Dit zijn bewezen effectieve interventies, gaf hij toe. Toch ontbreekt een analyse van de gevolgen van het afschaffen van de regeling.

Wel benadrukte de minister dat er sinds 2022 nieuwe subsidiemogelijkheden zijn, bijvoorbeeld voor basisvaardigheden. Daarmee gaat hij voorbij aan het concrete doel van de Onderwijskansregeling: leerlingen helpen die extra ondersteuning nodig hebben. Met deze bezuiniging is kansengelijkheid verder weg dan ooit.

Nadere informatie: Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) | Tweede Kamer der Staten-Generaal

Deel dit bericht: