Uit een analyse van de doorstroomtoetsen blijkt dat zij niet het gewenste effect hebben op de overgang van primair naar voortgezet onderwijs. Verschillende doorstroomtoetsen kunnen tot verschillende adviezen leiden. Dat draagt niet bij aan kansengelijkheid.
Knelpunten
Bij de invoering van de Wet doorstroomtoetsen po in 2022 was de verwachting dat knelpunten in de doorstroming naar vo zouden worden opgelost. De doorstroomtoets werd als een second opinion toegevoegd na het schooladvies. Volgens de wet moesten scholen hun advies wel bijstellen als het resultaat van de doorstroomtoets hoger uitviel. Daar wringt hem de schoen.
Doorstroomtoetsen worden aangeboden door verschillende organisaties. Uit de analyse van de PO-Raad blijkt nu dat de toets van de ene organisatie een ander advies kan opleveren dan de toets van een andere organisatie. Ook als de leerlingen hetzelfde referentieniveau halen volgens de doorstroomtoets. Dat verschil in advisering is onwenselijk.
Verschil doorstroomtoetsen
Ook anderszins blijkt er een verschil te zijn tussen de doorstroomtoetsen, volgens de PO-Raad. Toetsen van de twee grootste aanbieders leveren niet hetzelfde aantal schoollocaties op met leerlingen die boven niveau 1F scoren. Ook het percentage voor streefniveau 1S/2F is niet gelijk. Maar de inspectie gebruikt de verschillende toetsen wel voor de schoolbeoordeling.
Het ministerie blijft er ondertussen bij dat de invoering van de doorstroomtoetsen succesvol is. De analyse van de PO-Raad toont aan dat daar kanttekeningen bij te plaatsen zijn. Mogelijk zijn de doorstroomtoetsen toch echt een ‘ongelijkheidsmachine’, zoals wij in een eerder bericht citeerden uit de Volkskrant (zie: Doorstroomtoets is ‘ongelijkheidsmachine’). Alle reden om het gesprek hierover te blijven voeren.
Meer informatie: themarapportage doorstroomtoets