In aanloop naar de verkiezingen onderzoekt VOS/ABB voor haar leden de onderwijsplannen van politieke partijen. Wat zeggen de verschillende verkiezingsprogramma’s over de plannen voor het onderwijs? Waar liggen overeenkomsten en verschillen? En, helaas ook: welke partijen hebben geen concrete plannen voor het onderwijs? In de serie ‘Onderwijs op de kieslijst’ informeren we je tot aan de verkiezingen wekelijks over onze bevindingen aan de hand van de thema’s die relevant zijn voor het openbaar onderwijs. In deze editie: sturing en bekostiging in het funderend onderwijs.

 

Het sturingsvraagstuk

We beginnen met een heet hangijzer: sturing en bekostiging in het funderend onderwijs. Na de breed bekritiseerde brief Herijking sturing in het funderend onderwijs en het daaropvolgende debat bleek dat er nog lang geen overeenstemming was over welke sturingsfilosofie het beste bij het huidige onderwijs past: moet de overheid centraliseren en meer controle krijgen, decentraliseren en de schoolbestuurder volledig vrijlaten of zit daar nog iets tussenin? Het werd stiller rond dit thema toen het onderwerp werd betrokken bij het Versterkingsplan funderend onderwijs en uiteindelijk helemaal toen dit plan klapte door de bezuinigingen op de Onderwijskansenregeling. Maar, hoewel het vraagstuk van sturing nog niet beantwoord is, lijkt er over het sturingsmiddel bekostiging wel degelijk overeenstemming mogelijk: vrijwel alle politieke partijen benoemen in hun verkiezingsprogramma’s de noodzaak van structurele bekostiging. We duiken in de plannen.

Er is geen enkele partij die wil doorgaan met de huidige koers van projectmatige subsidies.

Structurele bekostiging

Sturing in het onderwijs gebeurt onder andere door middel van bekostiging. In het huidige stelsel van schoolbesturen die via lumpsumfinanciering hun onderwijs vrij kunnen inrichten, stuurt de overheid de laatste tien jaar in toenemende mate bij met subsidies.1 Vrijwel alle politieke partijen willen ‘structurele investeringen/bekostiging’ (SP, PvdD, GL/PvdA, NSC, BBB, JA21), de lumpsum behouden (SGP, CU), al dan niet gedeeltelijk geoormerkt (VVD, GL/PvdA). Alleen de SP wil de lumpsumbekostiging afschaffen. Daarnaast willen bijna alle partijen een einde aan ‘versnippering’ (Volt, SGP, BBB) of ‘wildgroei’ (JA21) van ‘incidentele subsidies’ (VVD). De enige partijen die niet specifiek iets over bekostiging zeggen, behoren helaas alle drie tot de top-5 grootste partijen volgens de laatste peilingen: PVV, CDA en D66. Er is geen enkele partij die wil doorgaan met de huidige koers van projectmatige subsidies.

1. De Onderwijsraad heeft in 2018 zijn advies gepubliceerd over de bekostiging van het funderend onderwijs. Belangrijkste aanbeveling van de Onderwijsraad was “om te blijven werken met lumpsumbekostiging en om terughoudend te zijn met doelfinanciering”. 

Overhead en het primaire proces

Wanneer partijen het hebben over bekostiging en sturing, gaat het veel over het ‘primaire proces’ waar het geld naartoe moet.  Zo zijn de meeste partijen het ook eens over de vermindering van ‘bureaucratie’ (SP, BBB, FvD), ‘management’ (JA21) en ‘overhead’ (SP, PvdD, GL/PvdA, VVD, BBB, PVV, JA21). De SGP wil daarnaast minder regeldruk voor kleinere scholen en besturen en de PVV wil een maximum van 20% overheadkosten op de onderwijsbegroting. GL/PvdA benadrukt het belang van samenwerking tussen scholen en wil de bekostiging wijzigen om concurrentie weg te nemen. Ook hier missen specifieke plannen van het CDA en D66. Geen van de partijen benoemt dat het bekostigingsstelsel moet blijven zoals het is.

Zeggenschap: bij het bestuur, de school of de gemeente?

Versterking en verdringing van de schoolbestuurder

Het primaire proces wordt meermaals tegenover de schoolbesturen gezet. De SP en FvD willen bijvoorbeeld zeggenschap van schoolbesturen wegnemen en de scholen zelf meer autonomie geven. De FvD wil in dit kader het onderwijs ‘decentraliseren’. Volgens de SP, VVD en PvdD moeten gemeenten meer zeggenschap krijgen over onderwijs. De BBB schetst de tegenstelling tussen de schoolbestuurder en ‘de klas’. In iets mindere mate is dit ook terug te zien bij GL/PvdA, waar ‘lesgeven voorop’ wordt gesteld en kritisch naar bestuurslagen moet worden gekeken. D66 en NSC daarentegen willen schoolbesturen versterken (D66 benoemt dit: om de onderwijskwaliteit te kunnen verhogen) en de SGP en CU pleiten voor vertrouwen in de bestuurders met een bescheiden, dienstbare rol voor de overheid. De VVD zegt minder overheidssturing te willen maar met duidelijke kaders en prestatie-eisen. Ook op dit punt zijn er geen concrete plannen bij de PVV en het CDA.

 

Wat vindt VOS/ABB?

In onze inbreng voor de verkiezingsprogramma’s herhaalden wij de vier randvoorwaarden voor goed onderwijsbeleid uit het IBO-rapport Koersen op kwaliteit en kansengelijkheid. Het sturingsvraagstuk past bij de vierde randvoorwaarde: zorg voor toegeruste actoren. In dat kader riepen we op om bekostiging duurzamer te maken, dus structureel en niet via doelfinanciering, zoals het stelsel bedoeld is. Op deze manier kunnen mensen en middelen ingezet worden waar ze het hardst nodig zijn. De bekostiging duurzamer maken, lijkt bij alle partijen geland te zijn. Geen enkele partij is tevreden met de huidige subsidiecultuur. Het stelsel uitvoeren zoals het bedoeld is, dus vanuit de inrichtingsvrijheid via de lumpsum zonder allerlei extra eisen, is alleen expliciet bij de klein christelijke partijen in goede handen (SGP en CU). En dat is wat ons betreft een gemis. Juist bij die bestedingsvrijheid kun je de middelen daar inzetten waar ze volgens de professional het best kunnen worden ingezet. Dan blijft er minder aan de strijkstok hangen en is de overhead ook lager.

NB: Alleen de partijen die nu in de Kamer zitten zijn meegenomen. DENK heeft hun verkiezingsprogramma nog niet gepubliceerd. We zullen het artikel updaten als DENK ook een nieuw verkiezingsprogramma heeft. 

Deel dit bericht: