In aanloop naar de verkiezingen onderzoekt VOS/ABB voor haar leden de onderwijsplannen van politieke partijen. Wat zeggen de verschillende verkiezingsprogramma’s over de plannen voor het onderwijs? Waar liggen overeenkomsten en verschillen? En, helaas ook: welke partijen hebben geen concrete plannen voor het onderwijs? In de serie ‘Onderwijs op de kieslijst’ informeren we je tot aan de verkiezingen wekelijks over onze bevindingen aan de hand van de thema’s die relevant zijn voor het openbaar onderwijs. In deze editie: vrijheid van onderwijs, acceptatieplicht en religie op school

Artikel 23 van de Grondwet

Artikel 23 GW gaat ten eerste over de zorg van de regering voor het onderwijs. Het artikel staat doorgaans bekend als de vrijheid van onderwijs (“het geven van onderwijs is vrij”) maar regelt meer. Daarnaast moet de overheid zorgen voor openbaar onderwijs, maar is er ook ruimte voor bijzonder onderwijs.

Artikel 23 staat als enige Grondwetsartikel steevast in de regeerakkoorden als recht dat behouden moet blijven

Over artikel 23 GW is van oudsher al veel te zeggen en het is daarom ook blijvend onderwerp van gesprek in de samenleving[1]. Want hoe breed, ruim of verstrekkend is de onderwijsvrijheid? Waar raakt de vrijheid de zorgplicht van de overheid? Vanuit verschillende hoeken komt steeds nadrukkelijker de vraag naar voren of de huidige inrichting van ons onderwijsbestel de overheid in staat stelt de zorgplicht goed uit te kunnen voeren[2]. Kunnen scholen bijvoorbeeld verplicht worden om íedereen toe te laten of aan te nemen of mogen zij op basis van hun grondslag leerlingen en personeel blijvend weigeren? In hoeverre mag de overheid bepalen wat scholen in hun lessen bespreken – bijvoorbeeld bij burgerschap? Die vragen hebben daarbij ook betrekking op de spanning van ons onderwijssysteem: goed en genoeg openbaar onderwijs enerzijds en de ruimte voor het particuliere initiatief (bijzonder onderwijs) om die vrijheid te benutten anderzijds.

Artikel 23 staat als enige Grondwetsartikel steevast in de regeerakkoorden als recht dat behouden moet blijven vanwege de vrijheid van onderwijs. Zal dat in het aankomende regeerakkoord weer zo zijn? Wat staat er in de plannen van de partijen voor de aankomende verkiezingen over artikel 23? We duiken erin.

 

Wat staat in de partijprogramma’s?

Er vallen drie smaken op te merken in de opvattingen over artikel 23 GW:

  1. behouden precies zoals hij is;
  2. behouden maar bepaalde partijen uitsluiten van de vrijheid van onderwijs;
  3. aanpassen.

De partijen verschillen wel onderling als het gaat over welke aanpassingen er dan gedaan zouden moeten worden. Dit varieert van voorkoming van ‘radicalisering’ tot de vrijheid van onderwijs er volledig uithalen. Ergens hiertussen zit het invoeren van een acceptatieplicht (scholen mogen leerlingen en werknemers niet meer weigeren op grond van levensbeschouwing) en een verbod op identiteitsverklaringen.

De passages van de verkiezingsprogramma’s die gaan over artikel 23 GW, en dan met name de vrijheid van onderwijs, zijn opgesomd in de tabel, gesorteerd op mate van behoud van het artikel.

Over de vrijheid van onderwijs kan dus een goed debat gevoerd worden in de Tweede Kamer: het is een thema dat men allemaal actief benoemt in hun programma.

Wat vindt VOS/ABB?

Voor VOS/ABB staat het recht op (goed) onderwijs voorop. Doorgaans wordt art. 23 GW aangehaald vanwege de onderwijsvrijheid. Dit gaat dan over drie vrijheden: stichting, richting en inrichting. Dit zijn vrijheden voor degene die het onderwijs organiseert of verstrekt, niet het kind dat het ontvangt. Daarnaast staat art. 23 GW niet los van andere grondrechten. Álle kinderen toegang tot goed onderwijs betekent dat er actief gewerkt moet worden aan gelijke kansen. Dit raakt direct aan artikel 1 van de Grondwet.

 

Wanneer we kijken naar het samenspel van grondrechten en het recht op onderwijs voor het kind, zou het passender zijn dat recht ook voorop te stellen

Wanneer we kijken naar het samenspel van grondrechten en het recht op onderwijs voor het kind, zou het passender zijn dat recht ook voorop te stellen – en niet het recht van de instantie die het onderwijs moet/kan/zal geven. Het kan niet zo zijn dat artikel 23 zorgt voor nog meer segregatie doordat sommige groepen wél hun eigen scholen mogen hebben en andere niet. Voor VOS/ABB is dat onacceptabel.

Ten tweede pleit VOS/ABB voor algemene toegankelijkheid op alle publiek bekostigde scholen: openbaar én bijzonder. Op de scholen die met publiek geld bekostigd worden, zou geen enkele leerling en werknemer geweigerd moeten kunnen worden op grond van bijvoorbeeld religie, seksuele geaardheid of zelfs lidmaatschap (van de ouders) bij een specifieke kerk. Dit punt creëert een bepaalde segregatie die volgens VOS/ABB niet past binnen het gratis onderwijs dat voor alle kinderen open staat binnen het publiek bekostigde bestel. Dit is te bereiken via de acceptatieplicht.

VOS/ABB mist in alle partijprogramma’s, behalve in die van de SP, de benoeming van de waarde van de garantiefunctie van het openbaar onderwijs. Er dient openbaar onderwijs te zijn, waar iedereen zich welkom én veilig moet kunnen voelen. Daarnaast mogen er particuliere initiatieven zijn, maar dat mag niet ten koste gaan van het aanbod van goed openbaar onderwijs, in beginsel in elke gemeente.

VOS/ABB pleit dus voor aanpassing van artikel 23 GW met onder andere het invoeren van een acceptatieplicht en het recht van ieder kind op goed onderwijs voorop.

 

Deel dit bericht: