In aanloop naar de verkiezingen onderzoekt VOS/ABB voor haar leden de onderwijsplannen van politieke partijen. Wat zeggen de verschillende verkiezingsprogramma’s over de plannen voor het onderwijs? Waar liggen overeenkomsten en verschillen? En, helaas ook: welke partijen hebben geen concrete plannen voor het onderwijs? In de serie ‘Onderwijs op de kieslijst’ informeren we je tot aan de verkiezingen wekelijks over onze bevindingen aan de hand van de thema’s die relevant zijn voor het openbaar onderwijs. In deze editie: kansengelijkheid in het onderwijs.  

In de beleidsstukken van het demissionair kabinet was de afgelopen anderhalf jaar zelden tot nooit iets te lezen over beleid op kansengelijkheid. Toch is de afgelopen tijd een verschuiving zichtbaar: in de begroting van OCW is bijvoorbeeld te zien hoe de subsidies School & omgeving, Masterplan basisvaardigheden en Schoolmaaltijden worden omgezet in structurele bekostiging. Het wordt niet letterlijk genoemd, maar dit zijn drie programma’s die dienen ter bevordering van de kansengelijkheid. Betekent dit dat er een kentering plaatsvindt bij partijen als het gaat om kansengelijkheid? Komt het hoger op de politieke agenda? De laatste vraag van deze reeks is: wat zeggen de verschillende verkiezingsprogramma’s over kansengelijkheid (in het onderwijs)? 

Wat willen de partijen?

Opvallend is meteen het grote verschil tussen partijen. Waar de meeste rechtse partijen het woord kansengelijkheid niet letterlijk in hun programma benoemen (PVV, JA21, FvD, VVD, BBB, SGP) is het voor andere, meer linkse partijen een expliciet thema met concrete plannen in meerdere (GL/PvdA, CDA, CU, Volt, SP, Denk, D66) of mindere (NSC, PvdD) mate. Een aantal rechtse partijen lijkt wat ambigu op dit thema. De SGP benoemt zoals gezegd kansengelijkheid niet, maar noemt wel concrete plannen die kansengelijkheid stimuleren.

De VVD schrijft in een andere paragraaf dan de onderwijsparagraaf wel dat Nederland “een vrij land [is] waarin iedereen meedoet” en dat “als je je best doet, het onacceptabel [is] dat je op basis van je afkomst minder kansen krijgt” maar verder liggen daar geen plannen voor – uit de doorrekening van het CPB blijkt zelfs dat ze willen stoppen met twee programma’s voor kansengelijkheid (School & Omgeving en de brugfunctionaris). BBB spreekt alleen van gelijke kansen als het gaat over de regio tegenover de stad.  

De concrete plannen die de andere partijen in hun plannen noemen zijn onder meer: inclusiever onderwijs, brede brugklassen/ later selecteren, vrijwillige ouderbijdrage, achterstandenbeleid, doorstroomtoets, gratis kinderopvang, schoolmaaltijden en voor- en vroegschoolse educatie.(1) Tegelijkertijd benoemen veel van de partijen dat kansengelijkheid ook via andere beleidsterreinen dan het onderwijs tot stand moet komen. In het vorige artikel van de reeks Onderwijs op de kieslijst was in deel 1 te lezen dat een aantal partijen gaat voor ‘brede scholen’. Dit zijn scholen waar verschillende domeinen samenwerken voor een optimale ontwikkeling van het kind: de gunstigste situatie voor de kansen van een kind. Hieruit wordt duidelijk dat GL/PvdA, de SP en D66 de meest brede blik hebben op kansengelijkheid, waarbij D66 als enige ook huisvesting hierbij betrekt. 

Wat vindt VOS/ABB?

VOS/ABB pleit voor een offensief voor kansengelijkheid. Dit vereist een systematische benadering, ook tussen de verschillende ministeries. Wij merken dat onderwijsbeleid via losstaande thema’s wordt aangeraakt door het ministerie. Veel beleid heeft (indirect) effect op de kansengelijkheid van leerlingen in het funderend onderwijs. Zo heeft VOS/ABB (onder andere) eerder gewezen op het effect op de kansengelijkheid door het afschaffen van het investeringsverbod voor onderwijshuisvesting in het PO, het al dan niet opnemen van nieuwkomersonderwijs in de onderwijswetten en het later selecteren van leerlingen in de overgang van PO naar VO. 

Dat kansengelijkheid belangrijk is, wordt door vrijwel iedereen onderschreven, maar het debat over kansengelijkheid mist een eenduidige begripsbepaling. Wat valt onder gelijke kansen? In hoeverre is het onderwijs in staat om maatschappelijke ongelijkheid weg te nemen? Is onderwijs de (enige) plek voor de aanpak van kansenongelijkheid? Als VOS/ABB staan we voor goed onderwijs voor iedereen, op onze scholen waar werkelijk iedereen welkom is. Kansengelijkheid is dan ook een van de speerpunten van onze vereniging vanuit onze kernwaarden gelijkwaardigheid, vrijheid en ontmoeting en vraagt om een integrale aanpak. 

Een goede beleidstoets voor een integrale benadering van kansengelijkheid is volgens ons dan ook de vraag: Wat doet een bepaalde interventie voor de kansen van leerlingen in het funderend onderwijs? Voor VOS/ABB betekent kansengelijkheid: dat alle leerlingen, ongeacht achtergrond, overtuiging of sociaaleconomische situatie, gelijke toegang krijgen tot kwalitatief hoogwaardig onderwijs en optimale ontwikkelingskansen. Dit vraagt om een inclusieve leeromgeving (waarbij huisvesting belangrijk is) en actief beleid om ongelijkheden te verkleinen. En om de erkenning dat gelijke kansen niet altijd gelijk beleid betekenen, maar soms maatwerk vergen om iedere leerling tot zijn of haar recht te laten komen.

 

Lees ook de andere artikelen uit de serie Onderwijs op de kieslijst’:

– Onderwijs op de kieslijst: sturing en bekostiging in het funderend onderwijs 

Onderwijs op de kieslijst: vrijheid van onderwijs, acceptatieplicht en religie op school

– Onderwijs op de kieslijst: vorming in het onderwijs en de autonomie van de leraar – deel 1

– Onderwijs op de kieslijst: vorming in het onderwijs en de autonomie van de leraar – deel 2

[1] In de SKB Kansengelijkheid Keuzekaart is te zien welke partijen waarvoor gaan.

Deel dit bericht: