Bijstelling van het schooladvies was de afgelopen jaren een succesvolle manier om leerlingen meer gelijke kansen te bieden. Dat meldt onderwijsminister Mariëlle Paul in een brief aan de Tweede Kamer over schooladvisering, doorstroomtoetsen en de overgang van het primair naar het voortgezet onderwijs.

De minister baseert haar constatering op De Staat van het Onderwijs 2023 van de Inspectie van het Onderwijs. Daarin staat dat bijna 80% van de leerlingen die een bijstelling van het schooladvies krijgt, in leerjaar 3 van het voortgezet onderwijs nog op het niveau van dat advies zit.

Doorstroomtoets

Vanaf dit schooljaar geldt dat als leerlingen op de doorstroomtoets laten zien meer aan te kunnen dan op grond van het voorlopig schooladvies werd verwacht, de school het schooladvies in principe bijstelt naar de uitslag van de doorstroomtoets. Als de school besluit dat een bijstelling niet in het belang van de leerling is, dan moet de school dit negatieve besluit motiveren en de motivatie vastleggen in het leerlingadministratiesysteem.

De minister wijst erop dat de nieuwe maatregel onder de aandacht van scholen is gebracht, onder meer door middel van webinars, brochures en een brief die OCW eind 2022 naar de scholen heeft gestuurd. Als reminder heeft de minister nog een brief gestuurd aan de scholen waarin zij hun nogmaals wijst op de nieuwe maatregel.

Monitoring door DUO

Paul noemt in haar brief ook een meerjarig monitoringsonderzoek door DUO dat volgens haar laat zien dat de nieuwe maatregel hard nodig is voor kansengelijkheid. Belangrijke bevindingen uit het monitoringsonderzoek:

  • Meer dan 1 op de 3 leerlingen laat op de doorstroomtoets zien meer in zijn mars te hebben dan bij het voorlopig schooladvies werd verwacht.
  • Van de leerlingen die op de toets hoger scoren, wordt slechts bij minder dan 1 op de 3 het schooladvies (gedeeltelijk of geheel) bijgesteld. Hoewel het aandeel bijstellingen licht groeit, krijgt ruim 70% van de leerlingen met een hoger toetsadvies geen bijgesteld schooladvies.
  • Meisjes krijgen steeds vaker een lager schooladvies dan jongens.
  • Hoe landelijker een regio, hoe meer er sprake is van onderadvisering bij het voorlopig schooladvies.
  • Hoe stedelijker een gebied, des te vaker krijgen leerlingen een bijstelling als de toets daartoe aanleiding geeft.
  • Leerlingen met een lage sociaaleconomische status worden veel vaker ondergeadviseerd bij de voorlopige schooladviezen dan leerlingen met een hoge sociaaleconomische status.
  • Bijna de helft van alle scholen stelt geen enkel schooladvies bij en legt daarmee de toetsadviezen geheel naast zich neer.

Lees meer…

Deel dit bericht: