Werknemers die om gezondheidsredenen minder uren moeten gaan werken, hebben recht op een gedeeltelijke transitievergoeding. Dat heeft de Hoge Raad bepaald.

De zaak waarin de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan, gaat over een docente die deels was afgekeurd door het UWV. Zij en haar werkgever maakten afspraken over een vermindering van de betrekkingsomvang. Deze afspraken werden bevestigd met een akte van ontslag en een hernieuwde akte van benoeming.

De Algemene Onderwijsbond (AOb) die de procedure bij de Hoge Raad had aangespannen, betoogde dat sprake was van opzegging op initiatief van de werkgever en dat er derhalve een transitievergoeding verschuldigd zou zijn. Het schoolbestuur betoogde dat er slechts sprake was van een vermindering van de betrekkingsomvang, waarvoor geen transitievergoeding verschuldigd was.

Gedeeltelijke transitievergoeding

De Hoge Raad stelt nu dat de voortzetting van de arbeidsovereenkomst in verminderde omvang feitelijk neerkomt op gedeeltelijke beëindiging van die overeenkomst. Hoewel de wet daarin niet voorziet, ziet de Hoge Raad aanleiding een gedeeltelijke transitievergoeding toe te kennen. Daarbij acht de raad het van belang dat er sprake is van een bijzondere omstandigheid, namelijk ziekte, die maakte dat de docente gedwongen werd haar arbeidsduur te verminderen.

De Hoge Raad geeft richtlijnen mee voor situaties waarin recht bestaat op een (gedeeltelijke) transitievergoeding. In die gevallen kan worden gesproken van een gedeeltelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst, ongeacht de vraag of in het gegeven geval de vermindering van de arbeidsduur heeft plaatsgevonden in de vorm van:

  • een gedeeltelijke beëindiging;
  • een algeheel ontslag gevolgd door een nieuwe, aangepaste  arbeidsovereenkomst;
  • een aanpassing van de arbeidsovereenkomst.

De Hoge Raad voegt hieraan de voorwaarde toe dat de arbeidsduur met ten minste 20 procent moet zijn verminderd.

De gedeeltelijke transitievergoeding dient berekend te worden naar evenredigheid van de vermindering van de arbeidstijd en uitgaande van het loon waarop voorheen aanspraak bestond.

Let op: de uitspraak van de Hoge Raad heeft betrekking op het reguliere arbeidsrecht. Dit betekent dat de uitspraak (nog) geen betrekking heeft op de arbeidsrechtelijke positie van ambtenaren en daarmee dus niet op werknemers in het openbaar onderwijs. Dat verandert met de Wet Normalisering Rechtspositie Ambtenaren (WNRA).

Ga naar de uitspraak van de Hoge Raad.

Informatie: Onderwijsjuristen, 0348-405250 van 08.30 tot 12.30 uur, onderwijsjuristen@vosabb.nl

Deel dit bericht: