Onderwijsminister Dennis Wiersma wil met extra inzet het aantal kinderen dat zonder onderwijs thuiszit omlaag brengen. De afgelopen jaren is volgens hem op dit vlak te weinig resultaat geboekt.

De minister noemt het in een brief aan de Tweede Kamer over verzuimcijfers ‘ontzettend belangrijk’ dat alle kinderen onderwijs volgen om zich optimaal te ontwikkelen. Tegelijkertijd vraagt hij zich hardop af wat die woorden waard zijn, omdat het aantal thuiszitters alleen maar toeneemt. In zijn brief noemt hij als voorbeeld het groeiende aantal leerlingen met een vrijstelling 5 onder a van de Leerplichtwet (Lpw). In 2014-2015 kregen ruim 5.077 leerlingen die vrijstelling, terwijl dat er vorig schooljaar 7.083 waren.

Wiersma: ‘Natuurlijk zie ik dat iedereen zich inspant om verzuim te voorkomen en kinderen wel naar school te laten gaan. Maar het is nog niet genoeg. De optelsom van deze inzet is nog onvoldoende om het aantal kinderen dat niet naar school gaat te laten dalen. Een trendbreuk is dan ook nodig door middel van een verscherpte aanpak.’

Je welkom, veilig en goed voelen

De minister wil naar een ‘aanwezigheidsbeleid’, zo meldt hij in zijn brief. ‘Door te focussen op aanwezigheid ligt de nadruk op je welkom, veilig en goed voelen op school. Hierdoor kunnen kinderen zich maximaal ontwikkelen en eventuele problemen in een vroeg stadium worden opgepakt. Dat is de norm. Kinderen (en hun ouders) moeten gemist worden als ze er niet zijn. Voorkomen is beter dan genezen, maar als een kind al langer niet naar school gaat, moet een passend aanbod geboden worden om het kind weer zicht te geven op onderwijs.’

Hij zet in zijn brief drie ‘actielijnen’ neer, die ervoor moeten zorgen dat het aantal kinderen dat zonder onderwijs thuiszit gaat afnemen:

  1. Ieder kind wordt gezien, doordat we aanwezigheid centraal stellen.
    – Vergemakkelijken van het registreren van verzuim;
    – Eenduidige registratie ziekteverzuim door scholen;
    – Verplichte registratie van alle soorten verzuim.
    – Vergroten rol van de leerplichtambtenaar en de jeugdarts.
  2. Een echt passend aanbod bieden waar dat nodig is.
    – Versnellen van de verbeteraanpak passend onderwijs, waaronder het traject hoorrecht;
    – Verder versterken en verbeteren van de samenwerking tussen onderwijs en zorg, onder meer door het experiment onderwijszorgarrangementen;
    – Opzetten van een landelijk Kenniscentrum Hoogbegaafdheid op korte termijn;
    – Versneld uitvoeren van het voorstel voor wetswijziging van 5 onder a Lpw;
    – Altijd inzicht in verzuimgegevens door samenwerkingsverbanden, waaronder het aantal vrijstellingen 5 onder a Lpw;
    – Afspraken met de samenwerkingsverbanden over een nog sterkere bijdrage leveren aan preventie en het terugdringen van verzuim;
    – Nemen van extra maatregelen om vrijstellingen 5 onder a Lpw terug te dringen;
    – Bijstellen en opschalen van het project ‘WEL in ontwikkeling’, in het kader van het NP Onderwijs, op basis van de ervaringen tot nu toe naar meer regio’s en uiteindelijk een regeling, die voor de zomer wordt gepubliceerd.
  3. Afstandsonderwijs inzetten voor kinderen en jongeren die geen onderwijs op school (kunnen) volgen.
    – Uitbreiding van mogelijkheden rond afstandsonderwijs, onder andere ook voor de leerlingen die dreigen thuis te komen zitten;
    – Duidelijke communicatie over de mogelijkheden die er nu al zijn binnen de wet- en regelgeving in het kader van online onderwijs voor uitgevallen kinderen;
    – Verspreiding van goede voorbeelden rond online onderwijs;
    – Zo snel als mogelijk een digitaal onderwijsaanbod beschikbaar voor kinderen die niet naar school gaan, via bestaande en nieuwe initiatieven;
    – Op basis hiervan komen tot een structureel aanbod voor deze groep via een digitale school;
    – Verkennen onder welke voorwaarden online onderwijs breder dan alleen voor uitgevallen kinderen ook kan worden ingezet in het primair onderwijs als fysiek onderwijs (tijdelijk) niet mogelijk is.

Lees meer…

Deel dit bericht: