De gemiddelde groepsgrootte in het basisonderwijs is in 2018 gedaald tot 23,0 leerlingen. Onderwijsminister Arie Slob spreekt op Twitter van ‘een zeer knappe prestatie in deze tijd van lerarentekort’. 

Slob meldt in een brief aan de Tweede Kamer dat tot 2013 sprake was van een lichte stijging van de gemiddelde groepsgrootte. Tussen 2013 en 2016 stabiliseerde het op 23,3 leerlingen. In 2018 is het gedaald tot 23,0.

In zijn brief staat ook dat de variatie in groepsomvang groot is. In ruim twee op de drie groepen zitten minder dan 26 leerlingen. In ruim een kwart zitten 26 tot 30 leerlingen. Eén op de 25 klassen heeft 31 tot 35 kinderen.

Er zijn ook nog heel grote klassen met meer dan 35 leerlingen, maar die zijn met één op 500 een zeldzaamheid. In 2015 was het aandeel ‘plofklassen’ (een term van onder andere de onderwijsvakbonden en de SP) nog twee keer zo groot.

Deel dit bericht: